Musical

Hij danste. Niet dat hij zich op een bijzonder manier bewoog, maar hij danste. Je kon het niet aan hem zien dat hij danste, maar hij danste. En als je het hem zou vragen, dan zou hij zeggen dat hij danste. Hij begon te stappen. Dansend. Als een danser zette hij de ene voet voor de ander. Met elke vezel van zijn lichaam, ook de vezels die hij niet bewoog, bewoog hij zijn benen. Met elke hersencel in zijn hoofd, ook de cellen die niet nadachten – vooral de cellen die niet nadachten – stapte hij. Hij stapte alsof zijn leven ervan afhing. Hij stapte alsof hij zijn hele leven uitdrukte in deze stappen, alsof deze stappen zijn leven waren. En zijn stappen leefden. En zijn benen dansten door de lucht, en zijn benen dansten met de lucht.
Hij kwam haar tegen. Ze sprak hem aan. Hij zong. Niet dat hij op een bijzondere manier sprak, maar hij zong. Ze kon het niet aan hem merken dat hij zong, maar hij zong. En als ze het hem gevraagd zou hebben – wat ze misschien beter gedaan had, dan zou ze hem misschien ooit begrepen hebben, misschien – dan zou hij gezegd hebben dat hij zong. Hij zong en de woorden dansten uit zijn mond en krulden zich om haar heen tot ze alleen nog maar gekleed was in zijn woorden. Hij zong op de toon van het trillen van zijn vezels en op het ritme van het kloppen van zijn hart. Hij zong in een samenzang van hart en nieren, van hoofd en hart, van bloed, zweet en tranen. En hij danste met haar.
Zij acteerde. Wellicht. Zij acteerden allemaal. Hij niet. Hij zong en danste alleen en zong en danste alleen. Zij hadden geen vat op hem. Ze dáchten dat ze vat op hem hadden. Ja, zij dachten. Ze dachten dat ze hem konden leiden, omdat zijn manieren zo bedrieglijk eenvoudig waren. Maar zijn eenvoud was bedrieglijk, niet omdat hij eigenlijk zo bijzonder was, maar juist omdat hij zo eenvoudig was, veel eenvoudiger nog dan ze zich konden indenken. Hij daarentegen dacht niet zoveel. Je kon hem dan ook niet indenken. Nee, met hun gedachten konden ze hem niet vatten. Hij danste hun gedachten eenvoudig weg. Met gedachten kan je niet dansen, zo dacht hij.1Hij danste eenvoudigweg. En zong. Zij, zij hadden nooit echt gedanst, zij hadden nooit echt gezongen. Hij wel. Hij kon het ook niet uitleggen, ook al had hij het gewild. Dat ging gewoonweg niet. Hij kon het alleen maar doen. Hij kon alleen maar dansen en zingen.
Hij liet haar achter. Even leek ze te twijfelen voor ze weer uit het stuk verdween. Zij had hem geleid, toch? Maar even had het anders gevoeld, even had ze zich naakt gevoeld, even had ze niet goed geweten wat te denken. Maar toen was het alweer voorbij geweest, einde verhaal voor haar. Niet voor hem. Voor hem was het nooit einde verhaal. Hij bracht geen verhalen. Hij bracht louter zang en dans. En voor hem was het stuk nooit afgelopen. Hij was een man van één stuk. En hij dacht eigenlijk ook helemaal niet zo veel na.
En zo gingen en k wamen de mensen. Hij niet. Hij bleef. Hij bleef en danste en zong. Tot er op een dag niets meer van hem overbleef, behalve zijn dans en zang nog.



1 Als er zich al iets van gedachte moet hebben gevormd in zijn hoofd, dan moet het ongeveer zoiets zijn geweest, enfin, voor zover ik me het kan indenken.

Comments

Popular posts from this blog

A Walk With God

Gewoon jezelf zijn - waarom ik geen monnik werd

The Joy of Having a Body